Het is alweer december. Het afgelopen jaar is de IABR druk bezig geweest met de Nature of Hope biennale. Vier maanden was de tentoonstelling te zien in Het Nieuwe Instituut. De curatoren blikken terug op hun rol tijdens de biennale.
Hani Salih
De afgelopen vier maanden heeft het programma van Nature of Hope plaats gemaakt voor ontmoetingen van een scala van vakmensen, ontwerpers en architecten uit Nederland en daarbuiten. Omdat de IABR na vele jaren van omzwervingen door de stad Rotterdam was teruggekeerd naar het Nieuwe Instituut werd er speciale aandacht besteed aan de betekenis van deze terugkeer van de IABR naar dit instituut. Als het centrale punt voor Nederlandse architectuur en cultuur beschouwde het Nieuwe Instituut dit als een goed moment om de aandacht te trekken van het architectuurpubliek in het land, om de verbeelding van dit publiek te stimuleren en om te laten zien wat er allemaal mogelijk is.
Het publieke programma van de IABR was hier de belichaming van. De brede reikwijdte van het programma bleek niet alleen uit de kennis die tijdens de tentoonstelling werd gepresenteerd, maar ook uit de samenwerking met andere organisaties in Nederland. Het programma belichaamde de noodzaak van een meer verbonden en netwerkgerichte manier van denken. Om deze uitwisseling van kennis mogelijk te maken werkte het NAi actief samen met andere Rotterdamse organisaties, bijvoorbeeld met het Architecture Film Festival Rotterdam (AFFR). Met hen bespraken we materiële realiteiten en onderzochten we manieren om alternatieve, meer lokale stromen te verbeelden. Ook verzorgden we gezamenlijk de vertoning van de prachtige film In Vivo van architectuurcollectief Bento. De gesprekken van dit panel begonnen met een discussie over het concept ‘Symbioscene’ en de theorie die de toekomst van de mensheid beschouwt als die van onze ten diepste geïntegreerde, symbiotische relatie met natuur en ecologie. Tevens verkenden we of dit het uitgangspunt kon zijn voor een heroriëntatie van de ontwerppraktijk.
Een andere samenwerking had betrekking op de uitdaging om beleid voor klimaatactie te ontwikkelen. Onder de deelnemers bevonden zich Max Ajl, auteur van A People’s Green New Deal, en sprekers zoals Rosemarie van Ham, een lokale beleidsmaker en de leider van Inclusive Climate Action Rotterdam (ICAR) en Ken de Cooman, medeoprichter van BC Architects. Samen onderzochten we of een nieuwe manier van beleidsvorming, gericht op de totstandkoming van een werkelijk rechtvaardige samenleving, ook de basis kan vormen voor een gezondere en gelukkigere maatschappij.
De belangstelling voor de tentoonstelling, of het nu in termen van bezoekersaantallen of van deelnemers aan de rondleidingen door de curatoren was, liet zien dat er een sterkte behoefte is naar dit nieuwe narratief over architectuur en design. Er is vraag naar een ander soort tentoonstelling, waarin hoop oplicht van de onzichtbare draden die de werken van de deelnemers met elkaar verbinden. Het was inspirerend om te zien hoe de gesprekken die in het publiek begonnen zich na elk evenement tot laat in de avond in de gangen voortzetten. Ik kan alleen maar hopen dat deze gesprekken blijven resoneren in zowel de stad als daarbuiten.
Alina Paias
Ik was een van de associate curators van Nature of Hope. Dat hield in dat ik uitgebreid onderzoek deed naar specifieke onderwerpen en deze inbracht bij het curatorteam, dat vervolgens besloot waar en hoe ze in de tentoonstelling pasten. Ik heb me vooral beziggehouden met projecten die op niet-dualistische, diverse en cultureel geïnformeerde definities van de natuur waren gebaseerd. Daarnaast heb ik me ingezet om projecten in te brengen die – vergeleken met conventionele architectuurpraktijken – op historisch gemarginaliseerde perspectieven waren gebaseerd. Het was een enorme opgave om deze deelnemers vanuit Nederland te faciliteren: we moesten gesprekken organiseren tussen mensen die zich in verschillende tijdzones bevonden en manieren bedenken waarop deelnemers konden bijdragen zonder te veel middelen te verspillen aan het verplaatsen van mensen en materialen.
Ik was ook de schakel tussen het curatorteam en het productieteam, en hoewel het veel werk was, heb ik het allemaal met plezier gedaan. Mijn eigen onderzoek gaat over de thema’s energie, arbeid en informatie in relatie tot het ‘maken’ van architectuur, over wat we ‘architectuurproductie’ noemen. Ik denk dat mijn affiniteit met en waardering voor de manier waarop het werk van dag tot dag wordt uitgevoerd, de systemen en instrumenten daarvoor nodig zijn en de manier waarop deze laatsten het eindresultaat beïnvloeden, de communicatie met het productieteam en het ontwikkelen van werkwijzen die iedereen ten goede kwamen, enorm heeft vergemakkelijkt.
Daarnaast heb ik meegewerkt aan het publieke programma bij de Botanical Monuments. Het was me werkelijk een genoegen om zoveel Rotterdamse activisten en natuurbeheerders te ontmoeten en ik heb me daardoor nog meer met de stad verbonden gevoeld. De evenementen die plaatsvonden in het kader van Botanical Monuments stelden ons in staat aandacht en middelen naar deze locaties te leiden en veranderden de IABR in een concrete actor in de milieus en netwerken van Rotterdam.
Catherine Koekoek
Om ecologische, regeneratieve of duurzame architectuur te maken, moet ook het ontwerp- en bouwproces anders worden ingericht. Dit schijnbaar eenvoudige inzicht was voor mij de belangrijkste boodschap van Nature of Hope, en vormde de basis van het Practice Place programma. De architectuurdiscipline is van oudsher sterk productgericht: hoe een ontwerp tot stand komt is minder belangrijk dan het eindresultaat. Onder invloed van de klimaatcrisis, en haar steeds grotere sociale en ecologische gevolgen, moet het veld fundamenteel veranderen.
Waar we in de tentoonstelling een heleboel inspirerende voorbeelden lieten zien van praktijken die het nu al anders doen, werkten we in de Practice Place aan actie. Hoe maken we die andere, ecologische manier van werken veel meer gangbaar? Welke tactieken, ervaringen en strategische allianties zijn daarvoor nodig?
Tijdens de biënnale was ik bijna dagelijks in de tentoonstelling te vinden: voor rondleidingen aan studenten, beleidsmakers, vrienden en familie; en om de bijeenkomsten in de Practice Place voor te bereiden en te faciliteren. Tijdens zes dagvullende bijeenkomsten brachten we steeds zo’n 30 tot 40 voorlopers uit de praktijk samen rondom thema’s als de biodiverse bodem, biobased bouwen, natuurinclusief ontwerp, lokale gemeenschapsinitatieven, werkomstandigheden en een feministische en rechtvaardige bouw. Daarnaast waren er drie lokale plekberaden in Arnhem, Deventer, en Saeeftinghe; en maakte ik samen met de Architect ‘de Hoopcast’, vijf podcastafleveringen in het kielzog van de Practice Place.
Misschien ben ik het meest trots op de samenwerking met NAA! (Netherlands Angry Architects), The Architecture Lobby (TAL), en de Nederlandse tak van het Architects’ Climate Action Network (ACAN NL). Dat netwerk werd tijdens een drukbezochte avond op 19 september in de Practice Place gelanceerd. Al deze bewegingen hebben gemeen dat ze de precaire werkomstandigheden binnen het veld aan te kaarten in relatie tot een bredere duurzame en rechtvaardige transformatie. De jonge Nederlandse en Vlaamse activisten en organisators haalden een dag later (tijdens Work, Labour, Action!) hun hart op bij door de wol geverfde vakbondsactivisten Joshua Barnett en emerita professor Peggy Deamer, die voor de gelegenheid uit New York waren gekomen. Ze deelden volop praktische tips voor het bouwen en bestendigen van een brede, bottom-up beweging, met als misschien belangrijkste tip: Make your meetings fun.
De veelal jonge, internationale werknemers die aanwezig waren tijdens deze bijeenkomsten lopen voorop als het gaat om actievoeren voor een betere praktijk en een leefbare aarde. Tegelijk worden hun stemmen worden in het Nederlandse architectuurdiscours nog weinig gehoord. Dat het in de Practice Place lukte om hun ervaringen te verbinden aan een groeiend, nieuw narratief voor de ontwerpwereld, maakte voor mij dat de biënnale kon werken als infrastructuur voor hoop.
Noortje Weenink
Voor mij als associate curator omvatte Nature of Hope een zoektocht naar een vorm van ruimtelijk ontwerp en onderzoek dat niet alleen verwachtingsvol maar ook verantwoord naar de toekomst kijkt: hoopvolle praktijken en projecten zonder naïviteit over de crises waar we ons in bevinden.
In de tentoonstelling lag mijn focus op het hoofdstuk ‘Resistance as Practice’: manieren waarop architecten kunnen bijdragen aan activisme en zo bijvoorbeeld invloed hebben op woning- en klimaatbeleid. Zelf ben ik trots dat we als cultureel instituut het klimaatactivisme van Extinction Rebellion hebben kunnen steunen en zichtbaarheid konden geven aan allerlei ontwerppraktijken die misschien (nog) niet ‘standaard’ zijn, maar dat wel zouden moeten worden.
Wat uitblinkt waren de samenwerkingen. Allereerst met de fantastische ontwerpers, kunstenaars, onderzoekers en experts die een bijdrage leverden aan Nature of Hope. De vele gesprekken en het gezamenlijk ontwikkelen van hun projecten waren niet alleen inhoudelijk inspirerend, maar in het bijzonder ook in hun werkwijze. De bijdragers waren openhartig, genereus, zorgzaam en enthousiast, en deelden hun kennis en netwerken zonder terughoudendheid. Dit was leerzaam en bemoedigend – niet alleen tijdens het intense proces van de biënnale, maar ook voor het vakgebied. In tegenstelling tot de algemene opvatting hoef je je blijkbaar niet onvriendelijk of hard op te stellen om goed werk te leveren – integendeel.
De gesprekken met de ‘Hoopzaaiers’, de verzorgers en vrijwilligers van de Botanical Monuments-locaties, waren voor mij ook één van de hoogtepunten. Samen met Janna Bystrykh en Alina Paias bezocht ik vele plekken in Rotterdam waar ik nog nooit was geweest. Niet alleen verbaasde ik me over de rijkheid van het landschap binnen de stad, ook de schat aan verhalen en kennis over bomen, planten en dieren was enorm. Hun verhalen verdienen alle aandacht en met de Follywood-map en het publiek programma hebben we daaraan een bescheiden bijdrage kunnen leveren.
Naast associate curator was ik tussenpersoon van het curatorenteam en de grafisch ontwerpers. Ik werkte daarom nauw samen met feministisch ontwerp-duo Esther Le Roy en Sarah Cleeremans (Le Roy Cleeremans). Ze wisten de thematieken van natuur, hoop en relaties te vertalen in de vormgeving en ik ben nog steeds onder de indruk van hun verrassende methodologie, kleurrijke ontwerp en aandacht voor detail.
Scenografen Diogo Passarinho en Gonçalo Reynolds (Diogo Passarinho Studio) ondersteunden in het concept en de uitwerking van een duurzaam tentoonstellingsontwerp, waarbij we gebruikmaakten van bestaande materialen in het Nieuwe Instituut. Het weinige restmateriaal dat overbleef laat zien dat we écht op een duurzame manier tentoonstellingen en biënnales kunnen produceren. We annuleerden zelfs een container omdat er zo weinig afval was.
Daarvoor ook een speciale shoutout naar het productie-, marketing & communicatie- en programma-team. Aan hen de enorme taak om meer dan 80 projecten en 125 evenementen te realiseren én aan de mens te brengen. Als ‘veteraan’ bij de IABR (het was inmiddels mijn derde IABR) ben ik elk biënnalejaar weer verbaasd over de toewijding en expertise van iedereen binnen én buiten ons team.