IABR streeft naar een agenderende en stimulerende positie in het nationale en internationale architectuurdebat. Sinds de eerste editie in 2003 vestigt de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) daarom de aandacht op de waarde van ontwerpend onderzoek. Daarbij staat het streven naar een gezond en rechtvaardig ecosysteem voor de IABR altijd centraal. De IABR is ook kritisch ten aanzien van de footprint van haar eigen activiteiten. Om hier inzicht in te verkrijgen vindt bij elke editie een CO2-footprint meting plaats die uitgevoerd wordt door New Economy. Doel is om bij een volgende editie onze presetaties te verbeteren en CO2 te verminderen, vermijden of op te slaan bij het ontwerpen ervan.
Wat is de huidige voetafdruk die we maken en wat kunnen we daarvan leren om die impact te verminderen of te voorkomen bij het volgende evenement of de volgende tentoonstelling die we maken? Hoe stimuleren we onze bezoekers om klimaatpositief te zijn als ze ons vergezellen en welke kennis kunnen ze tijdens hun bezoek mee naar huis nemen om in hun eigen praktijk toe te passen en anderen te inspireren een waardevolle bijdrage te leveren?
Naast de CO2-footprint heeft de IABR D_P_S gevraagd om als ruimtelijke en materiële adviseur op te treden. De focus komt niet te liggen op het bouwen of vervoeren van enorme hoeveelheden materiaal, maar eerder op het ontwikkelen van een strategie voor het verminderen van arbeidsinzet en op het creëren van mogelijkheden voor hergebruik.
D_P_S is in 2015 in Berlijn opgericht door Diogo Passarinho. De studio heeft zich door de jaren heen vooral beziggehouden met het ontwerpen van tentoonstellingen en scenografie, waarbij verschillende locaties, uiteenlopende formats en geografische gebieden in acht werden genomen. Een andere focus was het exposeren van kunstenaars en het presenteren van werkmethoden en curatoriële inzichten, altijd gericht op de manier waarop de kijker het beleeft. Na te hebben meegewerkt aan verschillende biënnales en triënnales, zoals die van Venetië, Gwangju, de Baltische staten is D_P_S tot de conclusie gekomen dat culturele formules weliswaar in bepaalde situaties nog steeds relevant zijn, maar dat ze bij het ontwerpen meestal tot verspilling van materiaal leiden.
Door te analyseren en te inventariseren wat er op locatie, in het Nieuwe Instituut, al beschikbaar was aan ‘restmaterialen’, apparatuur en technische vaardigheden, was D_P_S in staat een eenvoudige opstelling te ontwerpen waarin bijna 60 praktijken hun werk kunnen presenteren.
We hebben de materialen en displaymodules die we gebruiken om de IABR-tentoonstelling te presenteren in het gebouw aangetroffen (de overblijfselen van eerdere tentoonstellingen). We zijn niet alleen van plan om de huidige tentoonstelling zorgvuldig te ontmantelen en voor verschillende doeleinden inventarissen op te stellen, maar hebben, op macroniveau, (zelfs) grote delen van de voormalige scenografie hergebruikt. Op een meer gedetailleerd niveau hebben we besloten om niet in de beschikbare materialen – zoals platen, houten profielen en sokkels – te snijden, zodat ze kunnen worden hergebruikt voor de eerstvolgende tentoonstelling. Uit het ontwerp voor de tentoonstelling Nature of Hope spreekt erkenning van de waarde van bestaande materialen: het is een compilatie van allerlei zaken die al in het museum aanwezig waren, maar dan zodanig gearrangeerd dat we ze met een frisse blik kunnen bekijken.
Wat wij de bezoekers met name willen laten ervaren is het algemene ruimtelijke concept ‘tijd’ (of het gebrek daaraan) en het specifieke, vluchtige ‘moment’. We willen het publiek een glimp laten opvangen van wat er gebeurt ‘tussen de tentoonstellingen door’: van het moment waarop middelen steeds schaarser worden.
. . . we proberen materialen te ‘lenen zonder ze te beschadigen’ en hopen op die manier de ware aard van onze ontwerpactiviteit binnen de grenzen van de presentatieformules van de biënnale nader te onderzoeken.
Deze aanpak, op basis van onconventionele strategieën die niet op een ontwerp zijn gericht, is bijna klimaatneutraal. Hij is daarbij efficiënt en een poging om door middel van slimme oplossingen te voldoen aan de verschillende tentoonstellingsvereisten. Dit is in lijn met de maatschappelijke vraag waar wij als ontwerpers voor staan, namelijk hoe we bestaande systemen, structuren en stromen opnieuw kunnen rangschikken, zodanig dat we ons kunnen aanpassen aan, en anticiperen op, een vooruitziende toekomst.