Onderzoek

Agent of Change - Simon Rabyniuk

After Airspace, Data Hazard: Drafting Algorithms for European City Skies

2024 – 2025

After Airspace, Data Hazard draagt bij aan een breder onderzoek naar de sociale en ruimtelijke gevolgen van de introductie van passagiers- en vracht­drones binnen de Europese Unie. Binnen de EU worden drones omschreven als “nieuwe luchtvaart.” Deze term komt voort uit beleid van de Europese Commissie (EC, 2014) en laat zien welke expertisevelden zeggenschap hebben over het ontwerp van stedelijke ruimte voor drones. De traditionele reikwijdte van luchtvaart is zowel nationaal – landen hebben soevereine controle over hun luchtruim – als planetaire schaal, het resultaat van ruim tachtig jaar aan transnationale institutionele opbouw.

Drones opereren echter op de schaal van voortuinen, achtertuinen, daken, magazijnen en ziekenhuizen; ze bewegen zich door straten, wijken, infrastructuurcorridors, steden en stedelijke regio’s. Vanuit architectuur en stedenbouw roept dit een reeks vragen op. Hoe kijkt de luchtvaartsector naar de stad en stedelijke regio’s? En welke conceptuele kaders, tools of ontwerptechnieken worden gebruikt om stedelijke ruimte voor drones te ontwerpen?

Omdat dit een zeer breed onderzoeksveld is, richt After Airspace, Data Hazard zich op één specifiek aspect: het gebruik van digitale protocollen voor het ontwerpen van stedelijk luchtruim.

Bezoek website
Still images. After Airspace, Data Hazard. Video. 18m 35s. Beeld: Simon Rabyniuk 

Onderzoek van

    • Simon Rabyniuk
    • Credits

After Airspace, Data Hazard is tot stand gekomen via interviews met toezichthouders, onderzoekers en private partijen die betrokken zijn bij het creëren van Europa als een drone-ecosysteem. Waar de term "drone-ecosysteem" meestal verwijst naar een netwerk van zakelijke samenwerkingen, kiest After Airspace, Data Hazard bewust voor een bredere benadering door de ruimtelijke effecten van droneprotocollen te interpreteren.

Uit de interviews blijkt een sterke centralisatie van expertise binnen de luchtvaartsector. Het netwerk van betrokken partijen omvat Europese bestuursorganen en agentschappen. Tegelijkertijd ontwikkelen individuele lidstaten hun eigen standpunten over drones. In Nederland hebben de rijksoverheid, de luchtvaartautoriteit, het luchtvaartonderzoeksinstituut en enkele provincies en gemeenten eigen instanties, teams en startup-achtige entiteiten opgezet. Deze groepen bieden niet alleen capaciteit voor regulering en onderzoek, maar treden ook actief op als pleitbezorgers voor drones.

Natuurlijk zijn ook gevestigde luchtvaartbedrijven en drone-startups betrokken. Door de geschiedenis van het Europese industriebeleid vindt veel EU-onderzoek naar drones plaats binnen trans-Europese samenwerkingsverbanden tussen overheid, academie en bedrijfsleven. Hierdoor is er geen duidelijke scheidslijn te trekken tussen publieke en private belangen.

Still images. After Airspace, Data Hazard. Video. 18m 35s. Beeld: Simon Rabyniuk 

Achtergrondinformatie bij After Airspace, Data Hazard

After Airspace, Data Hazard onderzoekt hoe EU-onderzoek algoritmes ontwikkelt om zwermen drones te beheren. Hoewel passagiers- en vracht­drones nog niet op grote schaal vliegen, dragen deze projecten bij aan de geleidelijke ontwikkeling van regels, standaarden, technologieën en instituties die deze infrastructurele transformatie in de toekomst mogelijk kunnen maken.

De visuele essay maakt gebruik van analogieën uit de stedenbouw, zoals bestemmingsplannen, bouwlijnen, verkeersorganisatie en de vormgeving van infrastructuur. Hiermee worden de ruimtelijke effecten van droneprotocollen vertaald naar een taal die herkenbaar is voor een publiek met een stedelijke blik. Het is een uitnodiging om als stedelijk denker of ontwerper betrokken te raken bij het bredere proces van de introductie van drones in de EU – in de rol van urban advocate.

Twee belangrijke bevindingen uit het onderzoek zijn:

1. EU-droneprotocollen herontwerpen de vorm en werking van steden.
Dat gebeurt door grote volumes stedelijke ruimte te herclassificeren voor drones, door te bepalen hoe dicht drones de lucht mogen vullen, door formele structuren te creëren die hun bewegingen door het stedelijk luchtruim organiseren, en door het plannen van corridors voor hoogvolumeverkeer. Onderzoekers testen verschillende scenario’s en beoordelen die op hun geschiktheid voor grootschalige droneoperaties.

2. Luchtvaartexpertise beschikt over beperkte middelen om stedelijke ruimte te beschrijven.
Daarom wordt vaak teruggevallen op bestaande praktijken uit de internationale luchtvaart, die opereren op 6000 meter hoogte, en op de informatiearchitectuur van stedelijke simulatiemodellen. Dit zorgt ervoor dat het stedelijk luchtruim wordt behandeld alsof het losstaat van de stad. Daardoor ontstaan droneprotocollen die sterk verschillende stedelijke contexten op uniforme wijze behandelen, en die geen aansluiting zoeken bij bestaande (of toekomstige) ruimtelijke plannen op de grond.

Een urban advocate zou het ontwerp van droneprotocollen kunnen benaderen vanuit waarden als ecologisch stedelijk beheer, de creatie van rijke publieke ruimtes of het stimuleren van sociale interactie. Ook zou die kunnen onderzoeken hoe het ontwerp van stedelijk luchtruim bijdraagt aan toekomstige stedelijke of regionale ambities — maar dat gebeurt momenteel nog nauwelijks.

Parallel aan de visuele essay heb ik een hoofdstuk geschreven over de algoritmische regulering van het stedelijk luchtruim voor drones in de EU. Mijn promotieonderzoek heet Single European Sky: The Architecture of U-space en wordt uitgevoerd binnen de leerstoel Architectuurgeschiedenis en -theorie aan de Technische Universiteit Eindhoven. Het project volgt de verschillende elementen die Europa als drone-ecosysteem vormgeven: van instituties, algoritmes en testlocaties tot fysieke infrastructuur.

Wat is de onderzoeksmethode van After Airspace, Data Hazard?

Dit project maakt gebruik van twee onderzoeksmethoden. De eerste is een close reading van door de EU gefinancierde onderzoeksrapporten over drones, gepubliceerd tussen 2017 en 2022. Hoewel deze periode het werk omvat van meer dan negenentwintig trans-Europese onderzoeksconsortia, richt After Airspace, Data Hazard zich op vijf specifieke projecten: CORUS, BUBBLES, METROPOLIS 2, DACUS en USEPE. Elk consortium bestond uit een samenwerking tussen overheden, academische instellingen en private partijen. Deze projecten zijn gekozen omdat ze allemaal digitale protocollen testten voor het gelijktijdig aansturen van drones in stedelijke omgevingen. Ze gebruikten stedelijke simulaties om de effecten van hun protocollen te onderzoeken en de protocollen vertoonden overeenkomsten met stedenbouwkundige praktijken zoals bestemmingsplannen, bouwlijnen, verkeersorganisatie of de vormgeving van infrastructuur.

De projectrapporten bevatten stedelijke diagrammen die visualiseren hoe de protocollen stedelijke ruimte manipuleren. Visuele analyse van deze diagrammen leverde belangrijke inzichten op.

De tweede methode bestond uit interviews met een dwarsdoorsnede van mensen die leiding gaven aan deze droneprojecten of die breder betrokken zijn bij het Nederlandse drone-ecosysteem. Deze gesprekken boden inzicht in het proces achter de totstandkoming van de projecten. Vaak deelden geïnterviewden persoonlijke reflecties op het werk die niet terug te vinden zijn in de formele rapportages.

DACUS Consortia, Drone DCB concept and process. Beeld: Simon Rabyniuk 
Still images. After Airspace, Data Hazard. Animation. Image: Simon Rabyniuk 

Wat hopen we met dit onderzoek te bereiken?

Ik vroeg aan een luchtvaartexpert, die leiding gaf aan een EU-droneonderzoeksproject, of er binnen hun consortium iemand was die optrad als urban advocate – iemand die het werk zou interpreteren vanuit het perspectief van de stad, dus van de grond naar de lucht in plaats van andersom. Die rol hoeft geen hoogstaand stedenbouwkundig profiel te hebben, maar kan al zo eenvoudig zijn als nadenken over de impact van drones op de ervaring van de publieke ruimte of de kwaliteit van sociale interactie tussen mensen. Na een korte, zelfreflectieve pauze antwoordde deze gerenommeerde onderzoeker: “nee.” Zelfs deze basale ideeën over hoe je stedelijke ruimte ontwerpt vielen buiten het denkkader van het project.

Door kritisch te reflecteren op hoe de reikwijdte van luchtvaartexpertise zich uitbreidt naar de stad, laten After Airspace, Data Hazard en het bredere promotieonderzoek zien welke ruimtelijke logica’s en institutionele prioriteiten ten grondslag liggen aan de opkomst van drones in Europa. Door concepten en praktijken heen en weer te vertalen tussen luchtvaart en stedenbouw wil het project onverwachte allianties stimuleren tussen luchtvaartgerichte en stadgerichte expertises – allianties die de huidige technologische dynamiek rondom drones mogelijk kunnen bijsturen.