Reflect

Clemens Driessen - The Metamorphosis of the Insects of Suriname

2024

Maria Sibylla Merian, Metamorphosis insectorum Surinamensium: ofte verandering der Surinaamsche Insecten, 1705. Plaat XXIII: Bananenplant met Teucer Grote Uilvlinder (Caligo Teucer Teucer) en wenkpootje hagedis (Cnemidophorus Lemniscatus). Foto: Jacqueline Fuijkschot

Nature of Hope benadert architectuur als ecologische praktijk. Mensen staan daarin niet los van de natuur, maar zijn er een integraal onderdeel van. Maar het binaire denken waarin natuur alles is wat niet menselijk is of door mensen gemaakt, heeft een lange en dominante geschiedenis. Ter introductie van de tentoonstelling vroeg IABR daarom onderzoekers, filosofen, historici en schrijvers te reflecteren op hoe we kijken naar natuur. Elke week delen we hier een van die bijdrages, die ook in de tentoonstelling te zien zijn. 

Clemens Driessen schrijft over Maria Sibylla Merian, die al vroeg het belang zag van de relaties tussen planten en dieren – maar wiens kennis ook product is van kolonialisme.   

Maria Sibylla Merian wordt gezien als de eerste ecoloog. Met haar levenslange fascinatie voor de metamorfose van insecten was ze een voorloper in het weergeven van de relaties tussen planten en dieren. Ze beeldde niet slechts dode exemplaren af uit toen populaire rariteitenkabinetten; in levendige composities toont ze de dieren bovendien in symbiose met hun waardplanten die specifieke insecten voorzien van voedsel en schuilplaatsen in hun verschillende levensfasen: ei, rups, pop en uiteindelijk vlinder.    

Terwijl veel geleerden nog geloofden dat insecten spontaan konden ontstaan uit dode materie, was haar systematische onderzoek naar het ontwikkelingsproces van vlinders en motten baanbrekend. Nadat haar rupsenboek een artistiek en wetenschappelijk succes was gebleken, en geïntrigeerd door de verbluffende insectenverzamelingen die door koloniale handel in Amsterdam aankwamen, scheepte Merian zich in 1699 in voor een onderzoeksreis naar Suriname.    

De plantage-eigenaren die Merian ontvingen dreven de spot met haar aandacht voor de diversiteit van de natuur. Zij klaagde dat zij slechts geïnteresseerd waren in suiker. In de verslagen van haar veldonderzoek put Merian uit de kennis van inheemse en tot slaaf gemaakte mensen. Terwijl ze hen een pad door het regenwoud liet kappen en nieuwe soorten liet brengen, deelden zij hun kennis van het gedrag van dieren en de functies van planten. In het boek dat ze na haar terugkeer samenstelde, Metamorphosis insectorum Surinamensium, vertelt Merian hoe zij bepaalde planten gebruikten om ziektes te behandelen en andere om zwangerschappen af te breken om te voorkomen dat hun kinderen onder het wrede regime van de Nederlandse plantage-eigenaren moesten leven.    

Hoewel haar unieke combinatie van beschrijven en afbeelden serieus werd genomen door latere systematiseerders zoals Linnaeus, die veel soorten naar haar vernoemde, werd Merians benadering om veel aandacht te besteden aan gedrag en symbiose grotendeels weer ingeruild voor het louter ordenen van exemplaren op basis van hun anatomie. Na de moderne scheiding van kunst en wetenschap werd kennis van ingewikkelde relaties tussen planten en dieren vooral ingezet voor het bestrijden van plagen in steeds grootschaliger monoculturen.  

Merians werk om ecologische relaties weer te geven kan opnieuw van cruciaal belang zijn om te leren leven met biodiversiteit en om waardering te kweken voor de complexe verbanden tussen planten, dieren en – zoals in haar beschrijvingen van Suriname – mensen. Maar haar prenten herinneren ons er ook aan hoe wetenschappelijke ontwikkelingen het product kunnen zijn van een systeem van koloniaal geweld en van de commerciële toe-eigening van lokale kennis.